Werkwoorden E6

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Let goed op de tijd.
Het gebruik van de knop Tip kost punten.

1. tt (nu) - zeven
Het meisje het zand.

2. tt (nu) - wandelen
Luuk door het bos.

3. vt (toen) - stoffen
Tante Emma de kamer.

4. vt (toen) - rollen
De bal de tuin van de buren in.

5. tt (nu) - grazen
De koe in de wei.

6. vt (toen) - pakken
Gisteren ik een bonbon van de schaal.bonbon.jpg

7. tt (nu) - hebben
Je de hoofdprijs gewonnen!

8. tt (nu) - graven
Bram een diepe kuil.

9. tt (nu) - bakken
Sofia een appeltaart.

10. vt (toen) - gapen
Ik veel.