Waar staan de hoofdletters en punten goed?
- Luuk schept op over hoe goed hij kan schaken. Ik wil wel tegen hem spelen.
- Luuk schept op. Over hoe goed hij kan schaken ik wil wel tegen hem spelen.
- Luuk schept op over hoe goed. Hij kan schaken ik wil wel tegen hem spelen.
Waar staan de hoofdletters en punten goed?
- Ik weet niet of dat apparaat geschikt is voor die klus. Misschien moeten we het even vragen.
- Ik weet niet of dat apparaat geschikt is. Voor die klus misschien moeten we het even vragen.
- Ik weet niet. Of dat apparaat geschikt is voor die klus misschien moeten we het even vragen.
Achter welke zin moet een uitroepteken?
- De boze vrouw krijst: 'Maak dat je wegkomt'
- We hoorden de boze vrouw krijsen dat de jongen weg moest gaan
- De jongen ging weg, toen de boze vrouw tegen hem krijste
In welke zin staan de leestekens goed?
- 'We hebben een kamer ingericht om lekker te kunnen gamen', vertelt ome Klaas tegen mijn vader.
- 'We hebben een kamer ingericht'. Om lekker te kunnen gamen, vertelt ome Klaas tegen mijn vader.
- 'We hebben een kamer ingericht om lekker te kunnen gamen, vertelt ome Klaas' tegen mijn vader.
Achter welke zin moet een vraagteken?
- Bij het theedrinken vraagt Yussuf aan Rachid: 'Ben je al bij de nieuwe bibliotheek geweest'
- Bij het theedrinken vraagt Yussuf of Rachid al bij de nieuwe bibliotheek is geweest
- Bij het theedrinken stelt Yussuf vragen aan Rachid over de nieuwe bibliotheek
In welke zin moet een komma staan?
- Myrha kun je even komen?
- Hij vraagt of Myhra even wil komen.
- Is Myrha al gekomen?
In welke zin hoort een komma ?
- Wie zijn jas aan heeft mag naar buiten gaan.
- Naar buiten gaan mag alleen met een jas aan.
- Ik weet niet of ik zonder jas naar buiten mag.
In welke zin moet een komma staan?
- Je kunt kiezen uit jam kaas en worst
- Ik heb liever jam dan kaas op mijn boterham.
- Heb jij liever kaas of worst op je brood?
Welke zin is goed?
- De winnaar zei na afloop: 'Dat het niet makkelijk zou worden, wist ik van tevoren.'
- De winnaar zei: 'Na afloop dat het niet makkelijk zou worden, wist ik van tevoren.'
- 'De winnaar zei na afloop dat het niet makkelijk' zou worden, wist ik van tevoren.
In welke zin staan de leestekens goed?
- 'Als je bij het museum bent, zet je je fiets op de parkeerplaats achter het museum', zegt meester Wim.
- 'Als je bij het museum bent.' Zet je je fiets op de parkeerplaats achter het museum, zegt meester Wim.
- 'Als je bij het museum bent, zet je je fiets op de parkeerplaats.' Achter het museum, zegt meester Wim.