Vul de juiste vorm van het werkwoord in.Het gebruik van de knop
Tip kost punten.
1. veranderen
Je bent
.
2.
tt (nu) - verhardenDe samenleving
.
3.
vt (toen) - komenMijn ouders
ook kijken.
4.
vereenvoudigenHet is een
probleempje.
5.
vt (toen) - kiezenHij
de verkeerde route.
6.
proevenWe hebben het voorgerecht allemaal
.
7.
tt (nu) - rijdenBinnenkort
tante Els naar België.
8.
vt (toen) - landenBeide drones
op juiste plek.
9.
toeterenAchter ons stond een
autootje
10.
zenden het pakketje onmiddellijk retour!